In 1916 deed Zaankanter Cornelis Kramer (1891–1985) zijn eerste ervaringen met scheepsmotoren op bij de motorenfabriek ‘De Industrie’ in Alphen a/d Rijn. Ervaring en aanleg werden al snel vakmanschap zodat hij op jonge leeftijd opklom tot chef-monteur. Echter, Kramer’s uitgesproken visie botste nogal eens met de directie, waardoor hij in 1919 besloot terug te keren naar de Zaanstreek om daar zijn eigen bedrijf ‘Kramer’s Motorenherstelplaats’ te starten.
Hij kocht de restanten van een oude oliefabriek op schiereiland ‘de Hemmes’ in Zaandam. Deze verbouwde hij tot werkplaats en woonhuis. Vanuit hier bezocht Kramer, in het begin per motorfiets, de eerste klanten.
Begin jaren ‘20 gingen veel schippers van zeil over op motorische voorstuwing en de klantenkring groeide. Motoren van merken als Kromhout, De Industrie, Brons en Rennes werden ingebouwd bij beurtschepen die in relatie voeren voor grote Zaanse firma’s. Daarnaast installeerde Kramer motoren bij molens die zo bij windstilte door middel van drijfriemen het molenmechaniek konden aandrijven.
Cornelis Kramer’s kritische blik richting de beperkingen van bestaande scheepsmotoren inspireerde hem in om zelf een motor te fabriceren. Samen met zijn monteur Klaas Beekhoven ontwikkelde hij daarom in 1930 de ‘Kramer-motor’. Een scheepsmotor met een bijzonder hoog rendement ten opzichte van andere scheepsmotorenmerken uit die periode. Klik hier voor meer informatie over de Kramer-motor.